Feiten & fabels: Het Life-project in het Turnhouts vennengebied – dossier

Bloemenrijk grasland

Recent verschenen in de lokale pers lezersbrieven over het gebruik van stikstof door Natuurpunt in het Turnhouts Vennengebied. Ook in  allerlei berichten op facebook werd Natuurpunt gehekeld.

Grote consternatie, want Natuurpunt kreeg het verwijt dat zij wél en de landbouw niet gebruik mag maken van stikstof. Voor de auteur(s) van dergelijke artikels en berichtjes was het blijkbaar niet nodig om zich te verdiepen in deze materie, en dus werden verdraaide waarheden aan het lezerspubliek voorgeschoteld.

Natuurpunt begrijpt dat deze beheertechniek op dit moment terecht vragen oproept. Een woordje uitleg over het uitmijnen van fosfaat met behulp van stikstof is dan ook meer dan welkom.

In het LIFE-project Nardus & Limosa focust Natuurpunt op het herstel van een zeldzaam type bloemrijke graslanden in het Turnhouts Vennengebied. Het gaat om de zogenaamde ‘heischrale graslanden’. Dit type graslanden kwam lang geleden veel voor in het Kempense landschap. Daar is echter nog zeer weinig van overgebleven met in heel Europa nog maar enkele  fragmenten. Deze unieke natuur kan hersteld worden door de techniek van uitmijnen toe te passen.

De hoofdreden voor het verdwijnen van de bloemrijke graslanden is (over)bemesting. Deze zorgt voor een overaanbod aan voedingsstoffen in de bodem, zoals fosfaat, stikstof, kalium en andere stoffen. Hiervan profiteren maar enkele competitieve planten, voornamelijk grassen. Deze planten worden heel erg productief en vormen een dichte vegetatie waartussen andere, minder competitieve planten, geen kans meer krijgen om er te groeien. Het resultaat is een productief, maar zeer soortenarm grasland, vaak met niet veel meer dan één grassoort. De zeldzame soorten van voedselarme graslanden worden teruggedrongen tot de bermen, voor zover die nog intact zijn.

Verschraling door maaien en afvoeren

Om de biodiversiteit te herstellen moet het te veel aan voedingsstoffen dus uit de bodem worden verwijderd. Dit heet verschraling. Dit kan met behulp van de aanwezige vegetatie. Planten onttrekken voedingsstoffen uit de bodem wanneer ze groeien. Door ze regelmatig te maaien en het maaisel af te voeren, worden de opgenomen voedingsstoffen uit het grasland verwijderd. Op deze manier wordt het grasland geleidelijk voedselarmer en soortenrijker. Dit is de beheertechniek die wij toepassen in o.a. den Rooy en Halsche Beemden.

De bovengenoemde techniek van maaien en afvoeren stuit echter op een grens. Sommige voedingsstoffen geraken eerder uitgeput dan anderen. Gewoonlijk zijn het fosfaten die in de grootste overmaat aanwezig zijn in bemeste graslanden en dus het moeilijkst te verwijderen zijn. Als er een tekort aan andere voedingsstoffen ontstaat, neemt de groei van de planten sterk af. Hierdoor gaat het verwijderen van de fosfaten die nog wel aanwezig zijn veel trager en kan volledig herstel van de bodem enorm lang duren.

Voedingsstoffen toevoegen om voedingsstoffen te verwijderen

Om bovenstaande beperking op te lossen, bestaat een beheertechniek die op het eerste gezicht contradictorisch is: uitmijnen van fosfaat. Bij deze techniek worden voedingsstoffen toegevoegd  aan het grasland, iets dat bij natuurbeheer gewoonlijk ten stelligste wordt vermeden. Deze uitmijnstoffen bevatten de voedingsstoffen die zijn uitgeput. Op deze manier kan de productie van de vegetatie hoog blijven en worden de overgebleven fosfaten aan een hoger tempo verwijderd. Tijdens het proces van het uitmijnen is het grasland dus in een tijdelijke soortenarme toestand, maar de doelen kunnen veel sneller worden bereikt. Zo kan heischraal grasland op een haalbare termijn worden hersteld. Onderstaand schema geeft de verschillen tussen maaibeheer en uitmijnbeheer weer.

Uitmijnproces

Onderstaande vijf elementen onderscheiden een goed uitmijnbeheer van een landbouwbeheer.

Wetenschappelijke begeleiding
ForNaLab (Forest & Nature Lab) van Universiteit Gent volgt het uitmijnen in dit project van dichtbij op. Deze onderzoeksgroep is een autoriteit op vlak van uitmijnen. Er worden regelmatig bodem- en vegetatiestalen genomen.

Samenstelling van de uitmijnstoffen
De juiste samenstelling van de uitmijnstoffen wordt nauwkeurig berekend, zodat enkel het nodige wordt toegevoegd. Er worden nooit voedingsstoffen toegevoegd die nog genoeg (te veel) in de bodem aanwezig zijn. Uitmijnstoffen bevatten dus nooit fosfaten.

Hoeveelheid uitmijnstoffen
Net als de samenstelling, wordt ook de hoeveelheid uitmijnstoffen zeer zorgvuldig bepaald. Er wordt telkens exact de hoeveelheid toegevoegd die de planten in dat jaar kunnen opnemen. Op deze manier worden de toegevoegde voedingsstoffen ook steeds terug verwijderd en blijven er geen overschotten achter in de bodem. Daarbij blijft Natuurpunt altijd ver onder de in de landbouw gangbare hoeveelheden en wettelijke maxima. Er is dus geen sprake van een voorkeurs- of uitzonderingsregime. De hoeveelheden die in de sociale media genoemd worden zijn fout.

Lokale karakter
In tegenstelling tot klassieke bemesting, hebben de lokaal toegevoegde uitmijnstoffen geen effect op andere percelen. Doordat de exacte hoeveelheid toegevoegd wordt en alle voedingsstoffen weer worden afgevoerd, komen ze niet terecht in naburige percelen die mogelijk al goed ontwikkelde heischrale graslanden zijn.

Een laatste belangrijke factor is het tijdelijke karakter van het uitmijnbeheer. Uitmijnstoffen worden maar gedurende een welbepaalde termijn toegevoegd. Na enkele jaren uitmijnen zijn de gewenste concentraties van voedingsstoffen bereikt.

Groots uitmijnproject
In het kader van LIFE Nardus & Limosa wordt deze techniek toegepast op ongeveer 130 ha in het Turnhouts Vennengebied, in samenwerking met landbouwers. Dat is een hele oppervlakte aan soortenarme graslanden die zal plaatsmaken voor soortenrijke heischrale graslanden vol orchideeën, gentianen en andere bijzonderheden. Daarnaast zullen enkele projectpartners hetzelfde uitvoeren in verschillende gebieden in Vlaanderen en Nederland.

Je zou hooguit kunnen stellen dat de timing van de uitvoering van het programma vandaag slecht gekozen is, nu boeren worden geconfronteerd met de beperkingen van de schaalvergroting in de landbouw geconcretiseerd in het voorliggende PAS (aanpak stikstof). De gemoederen zijn verhit en wetenschappelijke onderbouwing is niet altijd besteed aan heethoofden.

Het  uitmijnen is echter een onderdeel van een LIFE-project goedgekeurd door de Europese Commissie. Natuurpunt is dan ook verplicht dit uit te voeren binnen de goedgekeurde budgetten en termijn.

Na een aantal jaren stopt het uitmijnen en wordt er niet meer bemest. Door de lage dosissen, en vooral door het tijdelijk karakter, is een vergelijking met de actuele stikstofproblemen (de “PAS”) van de pot gerukt. Uitmijning is een natuurherstelmaatregel. Maar uitmijnen is niet enkel voorbehouden aan natuurbeheerders. Iedereen kan en mag uitmijnen.

Meer info over het LIFE-project lees je op deze webpagina van Natuurpunt

Meer wetenschappelijke uitleg over bodemchemie en uitmijnen lees je in dit themanummer van Natuurfocus

Tekst: Stan Geysen naar een bewerking van een tekst van Jef Hendrix.

Dit artikel downloaden: